Overigen

Airco

De afbeeldingen kunnen afwijken van de daadwerkelijke onderdelen.

Klimaatregeling bedienen

Druk op Airco op het startscherm.

  1. Gaat naar het startsherm.

    Gaat naar het startscherm of een vorige scherm.

    Het geeft het menu van de klimaatregeling weer.

  2. Insteltemperatuur voorzetel

    Het stelt de ingestelde temperatuur van de voorstoel in.

  3. Buitentemperatuur

    Het geeft de huidige temperatuur buiten het voertuig weer.

  4. Luchtzuiveringsmodus

    De kleur wordt veranderd afhankelijk van de luchtkwaliteit en de toestand in het voertuig.

  5. Activeren bij gebruik ruitensproeier

    Voorkomt automatisch dat de geur van de sproeiervloeistof in de auto komt.

    Tunnelsectie

    Blokkeert de buitenlucht automatisch bij het binnenrijden van een tunnel.

    Autom. ontvochtig.

    Het luchtsysteem schakelt naar frisse lucht voor het verminderen van condens wanneer recirculatie een lange tijd ingeschakeld blijft.

    Slimme ventilatie

    Als het systeem voor klimaatregeling uitgeschakeld is, wordt er automatisch ventilatie van frisse lucht geactiveerd om de luchtkwaliteit in het voertuig optimaal te houden.

    Ontwasemen/ontdooien

    Stelt de DEF-knop zo in dat het de ventilatorsnelheid verhoogt, overschakelt naar frisse lucht, A/C activeert en lucht naar de voorruit stuurt om deze vrij te maken.

    Autom. ontwasemen

    Activeert automatisch verschillende ontwasemingsfuncties op basis van het niveau van vochtigheid in de cabine van het voertuig.

    Airco automatisch drogen

    Schakelt de ventilator in om de binnenkant van de airconditioner te dragen na het uitschakelen van het voertuig.

    ECO-klimaatregeling

    Verhoogt het rijbereik door het vermogen van de klimaatregeling/verwarming te verlagen.

    Stoelverwarming/stoelventilatie

    De verwarming/ventilatie van de bestuurderszetel wordt automatisch aangepast, op basis van de instellingen van de klimaatregeling.

    Stuurverwarming

    De stuurverwarming wordt automatisch aangepast, op basis van de instellingen van de klimaatregeling.

  6. Ventilatorstand

    Verandert de positie van de zetelventilatie omhoog/omlaag.

  7. AUTO

    De luchtkoeling en verwarming worden automatisch geactiveerd volgens de ingestelde temperatuur.

    DRIVER ONLY

    Alleen de bestuurderszetel activeert de klimaatregelingsmodus.

    A/C

    Als A/C actief is, is de airconditioner in werking om het voertuig binnen te koelen.

    HEAT

    Schakelt de verwarming aan of uit.

    UIT

    Schakelt de klimaatregeling uit.

    Ventilatorniveau

    Stelt de snelheid van de ventilator in.

    SYNC

    SYNC passagierszetel en de bestuurderszetel gesynchroniseerd.